Wat is Atletiek

Lopen :

Over heel de wereld gekend en met een geschiedenis die bijna even oud is als de mens zelf, is één van de belangrijkste basisonderdelen van atletiek.

Lopen vormt tevens de basis voor vele andere sporten. Dit leverde atletiek de complimenteuze titel ‘moeder aller sporten’ op.

Lopen kent verschillende vormen: korte of lange afstand, met of zonder hindernissen.

Voor elk onderdeel wordt in verschillende mate een beroep gedaan op de kracht, snelheid, explosiviteit, soepelheid, uithoudingsvermogen en technische vaardigheden van de atleet.

De estafette is het teamonderdeel binnen de atletiek. De atleten moeten naast een snelle race een estafettestokje op een vastgestelde wisselzone aan elkaar doorgeven.

Een estafetteploeg op de baan bestaat uit drie of vier lopers.

Springnummers:

Hoogspringen :

Elke beweging moet maximaal onder controle zijn om in een perfecte boog over de lat te springen.

Alle puzzelstukjes moeten in elkaar passen tijdens de versnelling naar de afzet.

Polsstokspringen :

Ook wel het meest acrobatische atletiekonderdeel genoemd. Een hoogtesprong uitgevoerd met behulp van een stok.

Dit vraagt heel specifieke kwaliteiten: ontspanning en coördinatie, de snelheid van een sprinter en de lichaamsbeheersing van een turner.

Verspringen :

Een atletiekonderdeel met weinig hulpmiddelen. een aanloop, een afzetbalk en een zandbak zijn voldoende.

De basisprincipes zijn vrij eenvoudig. Loop zo hard als je kan en zet deze snelheid met een explosieve afzet om in een vlucht door de lucht.

Hinkstapspringen :

Dit lijkt op verspringen, toch heeft het onderdeel zijn eigen specialisten. Het is een technisch lastig onderdeel dat veel kracht, snelheid en coördinatievermogen vraagt.

Werpnummers

Kogelstoten :

In de uitgangspositie staat de atleet met zijn rug naar de werprichting. Na een aanloopbeweging binnen de cirkel (of steeds vaker een draaitechniek) stoot hij de kogel weg vanuit zijn nek.

Speerwerpen :

Bij dit onderdeel gebruikt de atleet een aanloopstrook om snelheid te ontwikkelen voordat hij de speer wegwerpt.

Discuswerpen :

Het vraagt heel wat training om de schijfvormige discus op de juiste manier weg te werpen.

Kogelslingeren (of Hamerslingeren) :

De kogelslingeraar draait minstens twee maal met zijn kogel, een ijzeren kogel aan een staaldraad, voordat hij het projectiel wegslingert.